Introductie
Beste bezoeker aan het Scheepvaartkwartier! De onderstaande wandeling staat in het teken van de vele literaire verbanden die te leggen zijn met deze mooie wijk. De wandeling is circa 2 kilometer lang. Het startpunt is op het Koningin Emmaplein en is bereikbaar met openbaar vervoer: neem de metro naar Leuvehaven of de tram naar de Westzeedijk.
Door te klikken op de knop “Open Google Maps” en de Google Map app te gebruiken, is de wandeling gemakkelijk uit te voeren. Veel plezier!
Start Wandeling - Koningin Emmaplein
Uitgeversmaatschappij Ad. Donker, Koningin Emmaplein 1
Adriaan (Ad) Donker was fotograaf en had in 1931 in Rotterdam een fotostudio met een toonzaal (galerie). In 1937 stopte hij met fotograferen en richtte zich geheel op de galerie. Financieel was het een moeilijke tijd voor Ad, hij verkocht niet veel schilderijen. Ad ging naar Parijs en sprak af met Kees van Dongen, die niet eerder een overzichtstentoonstelling in Nederland had gehouden, dat hij bij hem zou exposeren. Het ging niet door, want Ads pand werd verkocht en Ad moest eruit. Van Dongen exposeerde in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ad ging failliet, vertrok naar Bilthoven en begon daar op 1 november 1938 een uitgeverij. Het eerste boek dat hij in 1938 uitgaf, was ‘Aus den Memoiren des Herrn Von Schnabelewopski’ uit 1832 van Heinrich Heine. Een statement, want volgens de nazi’s een ‘entartet’ boek.
Na de oorlog kwam Ad met echtgenote Annie en de kinderen op de Avenue Concordia in Rotterdam wonen. In 1958 huurde Ad het souterrain op Koningin Emmaplein 1 als kantoor; het magazijn was in het Westelijk handelsterrein. In 1980 nam derde zoon Willem de uitgeverij over.
Uitgave 1938
Over de uitgever en zijn fonds
Ad Donker
Vlak na de oorlog, Ad zat nog in Bilthoven met de uitgeverij, ging Ad naar Engeland en kocht de rechten van een aantal boeken, waaronder ‘Alice in Wonderland’. Van 1946 -1950 werd Ad een echte Rotterdamse uitgever, met veel boeken over Rotterdam. De doorbraak kwam in 1946 met het boek ‘Rotterdam, poort van Europa’. Ook kreeg hij speciale mooie uitgaven in opdracht, zoals in 1948 de catalogus van de kunstcollectie Van Beuningen. In die periode gaf Ad ook ‘Utopia’ van Thomas More en ‘Paris vous Parle’ van Jan Brusse uit. En Ad verwierf in Parijs de rechten voor ‘De kleine prins’ van Antoine de Saint-Exupéry. Dit boek is door de jaren heen een succes gebleven. Ad had slechte perioden met de uitgeverij, er moesten dan boeken naar de ramsj om schulden te betalen, maar hij kwam ze steeds weer te boven met een goed lopende uitgave. Ad had 8 kinderen, die meehielpen met inpakken en bezorgen.
In 2021 opnieuw vertaald door Erik van Muiswinkel.
Willem Donker
Willem ging met 16 jaar van het Libanon Lyceum af zonder diploma. Daar hechtte Ad niet aan; zijn kinderen moesten juist reizen en werken in het buitenland om talen en het liefst ook het uitgeversvak te leren. Willem ging naar Parijs, Spanje, New York, Denemarken, Londen. Toen Willem in 1970 naar Nederland terugkwam, was hij gehuwd, had drie zoontjes en hij had het uitgeversvak geleerd. Hij werkte anderhalf jaar bij Ad; hij ging de kleine boekhandels in het land af. Overname zat er nog niet in, dus Willem vertrok naar zijn broer Adriaan, succesvol uitgever in Zuid-Afrika. Maar, hij kwam terug en begon een eigen uitgeverij, Kooyker, in wetenschappelijke boeken en boeken voor HBO. Hij had succes met een vraag- en antwoordenboek voor huisartsen. Hij hield kantoor op Koningin Emmaplein 1, op de 2e verdieping. Tussen Ad en Willem zat op de bel-etage het kantoor van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH).
Toen Willem de uitgeverij overnam in 1980, eiste Ad dat er de eerste twee jaar geen boek in de ramsj ging; Willem eiste dat Ad vier maanden niet op de zaak kwam.
Willem had net als Ad een heel divers aanbod van boeken. Veel indruk maakte hij met de prachtig gebundelde correspondentie van Erasmus, zijn uit twintig delen bestaande magnum opus. Erasmus correspondeerde tussen 1484 en 1536 met geleerden en mensen van invloed in heel Europa. Niet alleen zijn ideeën zijn in de vertaling terug te lezen, maar ook zijn reiservaringen, zijn persoonlijke observaties en zijn vriendschappen.
Wetenswaardigheden
Willem kon erg goed gedichten declameren. Op de nieuwjaarsreceptie van boekverkopers, op de jaarlijkse bijeenkomsten op het plein, op feesten en verjaardagen klom Willem op een stoel of tikte tegen zijn wijnglas en hield een prachtige toespraak of vertelde een anekdote.
Willem wilde ‘Woensdag Gehaktdag’ niet uitgeven, omdat hij het niet goed geschreven vond. In het boek beschreef Klinkhamer de theorieën van de politie over de wijze waarop hij zijn vrouw zou hebben vermoord. Wel gaf Willem ‘Losgeld’ van Klinkhamer uit. Willem bleef tijdens een bezoek aan Klinkhamer in een schuurtje achter het huis slapen na het een en ander gedronken te hebben. Omdat hij zich niet prettig voelde, Klinkhamer werd verdacht van de moord, zette hij een stoel onder de deurklink. ’s Ochtends stond Klinkhamer met koffie aan de deur te rammelen met de vraag “ben je bang voor me?” “Nee, niet voor jou, maar voor al die wilde Groningse vrouwen”. Negen jaar later werd onder de betonnen vloer van het schuurtje het skelet van Klinkhamers vrouw gevonden. Klinkhamer herschreef in de gevangenis ‘Woensdag Gehaktdag’, het boek is in 2008 uitgegeven door Just Publishers.
Willem Donker droeg net als Ad een vlinderstrik en had altijd een boerenzakdoek bij zich. Hij was een charmante man, met een scherp geheugen en gevoel voor humor. Zijn welbespraaktheid en innemende persoonlijkheid maakte hem onvergetelijk voor wie hem ontmoette.
Uitgegeven n.a.v. het jubileum in 1998
Willem overleed in oktober 1918 op 79-jarige leeftijd. Jos Donker-Exler staat sindsdien aan het roer van de uitgeverij.
Bronnen:
https://uitgeverijdonker.nl/over-ons/
https://www.vandaagenmorgen.nl/nieuws/513/willem-donker-1938-2018
Uitgeverij P.D. Bolle, Koningin Emmaplein 2
P.D. (Pieter Daniel) Bolle (1891- 1980) woonde in 1929 op KEP 2 en was directeur van de Uitgeverij P.D. Bolle NV. Zijn vader Dan. M. P. Bolle was ook uitgever in Rotterdam. Hij was in januari 1920 overleden.
Uitgeverij P.D. Bolle (niet te verwarren met uitgeverij D. Bolle) vestigde zich op 1 januari 1923 aan de Hang 98 te Rotterdam. Na het bombardement in 1940 werd het bedrijf verplaatst naar diverse andere adressen in de stad.
In 1953 verhuisde de eigenaar naar Bussum, waar hij in 1980 overleed. De zaak is volgens het handelsregister per 21 december 1971 geschrapt, maar vermoedelijk al vanaf 1953 niet meer actief.
De uitgeverij gaf vooral kinder- en jeugdboeken uit.
Bordewijk, Koningin Emmaplein 2
Bordewijk was verbonden met het Koningin Emmaplein. Gerard Oskam woonde en hield kantoor vanaf 1936 op nr. 2. Oskam was advocaat van beroep. In het boek ‘Karakter’ baseerde Bordewijk het karakter van mr. De Gankelaar op Gerard Oskam. Bordewijk vond Oskam een leuke man en een bijzondere advocaat: “hij was geestig, belezen, vol verhalen en anekdotes en met een brede culturele belangstelling”. In Karakter: “De Gankelaar was … een beminnelijk en briljant mens, hij had zo ontzettend veel aan hem te danken”. We komen Bordewijk vaker tegen tijdens de wandeling.
»»»We gaan rechtsaf de Westzeedijk op. Op de hoek met de Scheepstimmermanslaan steken we niet over, maar kijken we naar de overkant naar het gebouw boven AH, het HNK-gebouw.
Jules Deelder, Albert Heijn, Scheepstimmermanslaan
Van Deelder waren dichtregels te bewonderen op twee plekken in de wijk. Helaas is over de dichtregels op het gebouw aan de overkant een verflaag gegaan. Er stond: “Binnen de perken zijn de mogelijkheden even onbeperkt als daarbuiten”. Het is ons nog niet gelukt de dader op te sporen en de tekst terug te krijgen. We komen Deelder straks nog tegen bij het belastingmuseum aan de Parklaan.
Luister naar het gedicht van Jules Deelder over Rotterdam:
»»»We slaan rechtsaf en lopen een klein stukje de Scheepstimmermanslaan in en stoppen bij nr. 3, voorheen Piek.
Bob Den Uyl, Scheepstimmermanslaan 3 B
Bob Den Uyl heeft gewerkt in de wijk, kroegen waar hij kwam: Scheepstimmermanslaan 3B, waar we nu voorstaan heette indertijd de Westside Bar. Hier kreeg een Noorse zeeman die zijn dobbelschuld niet wilde betalen een beuk met Bob’s elleboog. Hij bezocht ook de voorganger van Loos in het Atlantic House.
Maarten Biesheuvel, Van Vollenhovenstraat 29
In dit pand zat het oude kantoor van rederij Erhardt en Dekkers.
In de verhalenbundel ‘In de Bovenkooi’ komt de volgende passage voor: “Na een paar dagen te hebben gezocht, monsterde ik als zestienjarige in de functie van ketelbink op het wildevaart-schip SS ‘Haulerwijk’ van de rederij Erhardt en Dekkers, die hun kantoren hadden in de van Vollenhovenstraat 29 in Rotterdam. Het schip is enige jaren geleden, naar iemand me vertelde, naar Chili verkocht, het kantoor echter ligt nog steeds op nog geen twee minuten gaans van de deftige roei- en zeilvereniging ‘de Maas’.”
Grappig detail, Biesheuvel fabuleerde, het schip verging al in de 2e wereldoorlog.
Over de schrijver en zijn werk
In 1972 debuteerde Biesheuvel met de bundel ‘In de bovenkooi’, die veel aandacht in de pers kreeg. De verhalen vielen op door de vreemde intriges, soms het helemaal ontbreken van een intrige, de absurditeiten en de humor. Hierna volgden tal van andere bundels die min of meer dezelfde kenmerken vertoonden. Een echte ontwikkeling was er niet in zijn werk; alleen het fantastische karakter nam geleidelijk iets af.
De meeste verhalen hebben autobiografische trekken: zijn gereformeerde opvoeding, zijn jaren als matroos op de grote vaart, de tijd in een psychiatrische inrichting, de studies rechten en Russisch te Leiden, zijn echtgenote Eva en hun vrienden, alles wordt in de verhalen verwerkt, gedeformeerd en geïroniseerd. In essentie is Biesheuvel een romanticus: de zelfvergroting (de ik-persoon denkt regelmatig dat hij Jezus is), de zwerflust, de zwarte humor, de voorliefde voor het buitenissige en het fantastische (een brommer die op zee vaart, een staaf ijs die per fiets door de woestijn vervoerd moet worden, alpinisten die tegen een flat oefenen).
Stilistisch vallen de verhalen op door de vreemde beeldspraken, de soms zeer lange en ingewikkelde zinnen, de merkwaardige opsommingen, de uitweidingen en het ingrijpen in het verhaal door de ik-verteller. Bekende titels en verhalen zijn naast ‘In de Bovenkooi’: ‘Slechte mensen’, ‘De verpletterende werkelijkheid’, ‘Brommer op zee’, ‘Reis door mijn kamer’ en ‘De angstkunstenaar’. En niet te vergeten het verhaal ‘Met een been in het graf’, waar je nu naar kunt luisteren, jullie horen de schrijver zelf. In dit bijzondere verhaal komen alle thema’s uit zijn werk bij elkaar.
https://www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0080.php
Wetenswaardigheden
In 1958 leerde Maarten Biesheuvel Eva Gütlich kennen. In de fotobiografie Biesboek uit 1988 schrijft hij: ‘Soms denk ik dat God bestaat: Hij heeft me mijn vrouw gegeven.’ Ze trouwden in 1979 en woonden vanaf 1980 in Leiden in een opvallend, vrijstaand houten huis, Sunny Home, vergezeld door vele dieren.
Dacht dat Karel van het Reve God was.
Regelmatig opgenomen in Endegeest voor psychische stoornissen
Luister de stem van Biesheuvel als hij het verhaal voorleest: Met één been in het graaf, vanaf minuut 3.53
»»»We lopen verder en steken over naar de Veerhaven en rechtsaf richting Parklaan. We stoppen aan de overkant van Veerhaven nr. 2
Bob den Uyl, Veerhaven
Den Uyl werkte in ‘Het Scheepvaarthuis’ (Veerhaven 2), kantoor van het bekende Rotterdamse redersbedrijf ‘Van Nievelt Goudriaan’ bij de divisie ‘Black Diamand Lines’, daar schreef hij onder meer reclamefolders. Na de verhuizing van de rederij werkte hij ook nog een tijdje in het halfronde gebouw aan de Veerkade tegenover het Caland monument. Bij een massaontslag verloor hij zonder dat te betreuren zijn baan en ging van zijn pen leven.
Over de schrijver en zijn werk
Jacob (Bob) den Uyl werd op 27 maart 1930 te Rotterdam geboren. Zijn vader was politieman en zijn moeder was afkomstig uit Duitsland. Als kind maakte hij de oorlog mee, die diepe indruk op hem maakte en later met regelmaat in zijn werk zou terugkomen. In zijn geboortestad doorliep hij de lagere school en deed hij examen mulo-B. Hierna vervulde hij - afgezien van een korte periode als varensgezel - kantoorfuncties bij diverse Rotterdamse bedrijven. In de periode 1948-1957 speelde hij trompet in een aantal jazzorkesten.
Voor zijn eerste verhalenbundel, ‘Vogels kijken’, ontving hij in 1966 de novelleprijs van de Gemeente Amsterdam. Via via vernam hij dat zijn chef, dhr De Pater het een walgelijk boek vond. Volgens Den Uyl een van de grootste complimenten die hij kon krijgen. “Geweldige momenten beleef ik nu als hij me op kantoor met een vertrokken kop voorbijloopt zonder me te groeten of zelfs aan te kijken”. Twee jaar later verwierf het volgende boek, ‘Een zachte fluittoon’, de Anna Blaman-prijs. ‘Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam’ werd in 1976 bekroond met de Multatuli-prijs.
Bob den Uyl overleed op 13 februari 1992 in Rotterdam, waar hij altijd was blijven wonen. Hij was getrouwd en had een zoon. Op de muur van de oude Rotterdamse gemeentebibliotheek bevindt zich een enorme muurschildering van het rapport dat Den Uyl in 1940 toegang verschafte tot de vijfde klas van de lagere school.
Zijn schrijfstijl is ironisch en observerend, met als belangrijkste thema de zinloosheid en absurditeit van het bestaan. Zijn vroege werk bestaat vooral uit absurde verhalen.
Later verschuift het zwaartepunt van zijn werk naar autobiografische verhalen, met name over zijn reizen (vaak per fiets) door de buurlanden van. In zijn verhaal 'De ontwikkeling van een woede' in de gelijknamige verhalenbundel formuleerde hij de 'Wet van Den Uyl': "Je vindt niet wat je zoekt, maar alleen dat wat je niet zoekt”.
Biografie: Nico Keuning – Een zeker onbehagen
Wetenswaardigheden
Schoolrapport op gevel van de Oude Bibliotheek
Reizen, fietsen ongehoord veel onverwachte gebeurtenissen tijdens het reizen
Fascinatie WO I
Bijzonder boektitels: “Een zachte Fluittoon” “Bloedende trein” Opkomst en ondergang van de zwarte trui” en “Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam”
»»» We steken over en gaan de Parklaan in naar nr.16
Deelder, Parklaan 16
In het hek van het Belasting & Douanemuseum staat de tekst van Deelder: ‘de belastingplicht is ons aller recht’. De bovenkant van het hek bestaat uit procenttekens.
Over de schrijver en zijn werk
Jules (J, A) Deelder was natuurlijk naast een schrijver en dichter vooral een bekende Rotterdammer, Wie kende hem niet in zwart of spierwit, terwijl hij flaneerde door het uitgaansleven. Hij werd op 24 november 1944 geboren in Rotterdam-Overschie. De eerste schreden in zijn carrière als performer voor een groot publiek zette hij tijdens de manifestatie Poëzie in Carré, waar hij optrad tussen grote namen zoals o.a. Roland Holst, Reve, Campert, Buddingh, Kouwenaar, Hanlo, Vinkenoog en Nooteboom.
In 1969 verscheen bij De Bezige Bij zijn debuut ‘Gloria Satoria’. Met deze dichtbundel plaatste Deelder zich in de traditie van de Nieuwe Stijl, met als voornaamste vertegenwoordigers Hans Sleutelaar, C.B. Vaandrager en Armando. Poëzie die zich richt op de werkelijkheid die, zoals de titel van Deelders tweede bundel uit 1970 het uitdrukt, ‘Dag en nacht geopend’ is. Hierna zouden nog vele bundels volgen. In 2004 werd zijn volledige poëzie tot 2001 verzameld onder de titel ‘Vrijwel alle gedichten’. Deelder was een veelgevraagd performer van zijn eigen poëzie en trad vaak op zowel in het binnen- als buitenland.
De onderwerpen die Deelder aansneed in zijn proza verschillen niet veel van die uit zijn poëzie: de Tweede Wereldoorlog, Duitsland, Rotterdam, jazz en het leven van Deelder zelf. Hij debuteerde in 1982 als prozaschriiver met ‘Schöne Welt’ en liet daarna nog een groot aantal verhalenbundels en gelegenheidsuitgaven verschijnen. Titels zijn onder meer: ‘omnibus Deelderama ‘(2001), ‘Swingkoning’ (bundeling van al zijn verhalen over jazz en muziek, 2006) en ‘Deelder lacht’ (bundeling satirische en humoristische verhalen, 2007). Ook kwam in 2005 ‘Konijnenhok op Overschie’ uit, (een verzameling klassieke moppen uit eigen trommel).
In 2014 stelde Ahmed Aboutaleb, destijds burgemeester van Rotterdam, een bloemlezing van Deelders gedichten samen onder de titel ‘Dag & nacht’. In 2020 verscheen een heruitgave van ‘Dag & nacht’ met een nieuw voorwoord van Aboutaleb, die daarmee een ode brengt aan een ongekend literair fenomeen. Deelder stierf op 19 december 2019 te Rotterdam. Hij werd, tot zijn eigen verbazing, vijfenzeventig jaar oud.
Wetenswaardigheden
In Zwart of Wit gekleed, reclame voor wasmiddelen (ook voor Gin en Legner trouwens)
Tal van dichtregels van Deelder sieren het Rotterdamse stadsbeeld Voorbeelden: “De omgeving van de mens is de medemens” en "Hetzelfde zien,/ maar het zo/ zien, zoals nog/ niemand het zag” en natuurlijk zijn bekendste gedicht: “Rotown Magic” van eerder op de route.
Groot Spartafan zoals te horen in het volgende gedicht:
Dochter Arie is zelf filmmaakster, Deelder heeft hier een mooi gedicht over gemaakt dat te zien is in de Beneluxtunnel:
»»» We lopen verder op de Parklaan en gaan linksaf de Parkstraat in. We steken de Calandstraat over en gaan linksaf de Calandstraat in en gaan rechtsaf de Zeemansstraat in en vervolgens rechtsaf de Javastraat in (privéterrein) en stoppen bij nr. 10.
Gerard Reve en Ludo Pieters, Westerkade, ingang Javastraat 10.
Ludo Pieters, in mei 1921 geboren op de Westerkade, droomde als jongvolwassene van een carrière als dichter. Na de oorlog publiceerde hij twee dichtbundels (de tweede bij uitgever Ad Donker). De Tweede Wereldoorlog en zijn herinneringen aan de vernietiging van zijn geboortestad dienden als belangrijkste inspiratiebron. Hij zag echter in dat hij maar een klein talent had. In 1946 nam hij op dwingend verzoek van zijn vader zijn plaats in bij het familiebedrijf Hudig & Pieters, een scheepvaartbedrijf met kantoor en pakhuizen in het Scheepvaartkwartier. Pieters had veel belangrijke nevenfuncties in het economische leven in Rotterdam en omstreken, maar zijn passie was kunst en cultuur. Daar zette hij zich in Rotterdam enorm voor in, vooral voor moderne beeldende kunst en literatuur.
Pieters ontfermde zich vanaf begin jaren zestig over Reve die toen regelmatig in een schrijverscrisis verkeerde. Pieters was zo onder de indruk van ‘De Avonden’ van Reve, dat hij hem aanbood om wanneer Reve maar wilde naar zijn riante villa in Rhoon te komen om te slapen of te werken. Reve noemde hem in zijn brieven ‘Beschermer Q’. Omgekeerd heeft Reve ook zeer veel voor Pieters betekend. Pieters en Reve bleven meer dan 30 jaar vrienden, met de nodige ups en downs.
Om schrijvers, die in eigen land vervolgd werden, in staat te stellen een jaar lang als gastschrijver aan een Nederlandse universiteit te werken werd het Ludo Pieters Gastschrijver Fonds opgericht, waarvoor Pieters een aanzienlijk gedeelte van zijn vermogen beschikbaar stelde. Nog steeds biedt Poetry International met ondersteuning van het fonds jaarlijks een dichter aan om voor langere tijd in Rotterdam te verblijven.
https://www.dbnl.org/tekst/_jaa004201201_01/_jaa004201201_01_0011.php
»»» Loop een stukje verder in de Javastraat en ga linksaf de poort door. Dan sta je op de Westerkade. Links is het huis van de familie Pieters, het huis waar Ludo geboren is.
Ludo Pieters (links) en Gerard Reve
Over de schrijver Gerard Reve en zijn werk
In 1947 debuteerde Gerard Reve met ‘De avonden’, waarin hij de sfeer weergaf van het benauwde burgerlijke leven in het begin van de jaren ‘50. Hoewel het boek veel stof deed opwaaien, vond het zijn weg naar het grote publiek nog niet. Dit veranderde toen Reve in de jaren zestig met de brievenboeken ‘Op weg naar het einde’ en ‘Nader tot U’ koos voor een persoonlijkere vorm van literatuur. Hij kreeg succes met deze geruchtmakende werken, waarin hij zijn persoonlijke denkbeelden over religie en seksualiteit verwerkte. Ook ‘De avonden’ werd toen een groot succes, het werd meerdere malen herdrukt. Reve zelf vond ‘Werther Nieland’ zijn beste werk.
Op Reves’ bekering tot het christendom volgde in 1966 zijn toetreding tot de Rooms-Katholieke Kerk. Hij was inmiddels ook in het reine gekomen met zijn homoseksuele fantasieën waarin religie, dood en erotiek sterk met elkaar verbonden waren. Duidelijkheid over deze persoonlijke ontwikkeling bieden de Brieven aan Wimie uit deze periode.
Reves karakter, standpunten en gevoel voor provocatie hebben veel discussies opgeleverd, over zijn toetreding tot de katholieke kerk, zijn vermeend racisme, godslastering, commercialiteit en fantasieën over seksuele handelingen met (soms minderjarige) jongens.
Reve gebruikt in zijn verhalen een opmerkelijke verteltechniek, waarbij niet exact omschreven wordt wat er speelt, welke dreiging er is. Voorbeeld: ‘De Ondergang Van De Familie Boslowits’, de dreiging die de familie boven het hoofd hangt wordt nooit expliciet benoemd en ook het woord 'jood' valt nooit. Niet alleen de personages onderling, ook de verteller stelt het gevaar hooguit indirect aan de orde, hetgeen een beklemmend effect sorteert.
https://www.literatuurgeschiedenis.org/schrijvers/gerard-reve
Wetenswaardigheden
*Van het Reve schreef in het begin onder het halve pseudoniem Simon van het Reve en later korte hij zijn naam in tot Reve. Van Kooten en De Bie parodieerden daarop met ‘Koot en Bie’.
*In 1966 moest Reve voor de rechtbank verschijnen na een aanklacht van godslastering in het zogeheten Ezel(s)proces. De gewraakte tekst in Brief aan mijn bank luidt: “Als God zich opnieuw in de Levende Stof gevangen geeft, zal Hij als Ezel terugkeren, hoogstens in staat een paar lettergrepen te formuleren, miskend en verguisd en geranseld, maar ik zal Hem begrijpen en meteen met Hem naar bed gaan, maar ik doe zwachtels om Zijn hoefjes, dat ik niet te veel schrammen krijg als Hij spartelt bij het klaarkomen”.
Reve zou uiteindelijk, in hoger beroep, volledig worden vrijgesproken.
*Reve correspondeerde met onze voormalige wijkgenoot en oud-burgemeester Bram Peper. De brieven van Reve zijn uitgegeven in ‘Brieven aan Bram P’ met een nawoord van Peper. Hieronder een stukje uit de brief, gestuurd op 21 februari 1991 vanuit Reves huis La Grâce in Le Poët-Laval: “Alzo vernam ik dat er een of andere troep of hetze is ontstaan rondom je persoon. Jij zoude schuld hebben aan de ondergang van een amusementsproject van circa 7 miljoen. Ten eerste: is het een tijd voor amusement? De mensen zouden zich moeten bekeren van hun boze weg, spijs noch drank smaken, zich met zakken bekleden en ‘grotenlijks tot God roepen’ (Boek Jonas, O.T.). Als ik aan de macht zoude komen, zoude ik theater (behalve tragedies) verbieden, evenals levensblije films. Ook godslastering, natuurlijk, en de zogeheten paardans. Maar ik dwaal af. Het kan natuurlijk best zijn, dat je onvoorzichtig gehandeld hebt, maar de burgemeester verantwoordelijk stellen voor het mislukken van een project is natuurlijk onredelijk, tenzij jij geld in eigen zak gestoken hebt, iets wat eenvoudig ondenkbaar is voor iedereen die je kent. Voorts gezeur dat je een alcoholprobleem hebt plus huiselijke moeilijkheden, iets wat je dan met veel mensen van bestuur, bedrijfsleven, politiek en de ‘media’ gemeen zoude hebben, om van de filmwereld maar te zwijgen. Wat zijn overigens die 7 of 8 miljoen voor een stad als Rotterdam? Als je Poetry International en al die ‘onafhankelijke’ toneel- en emancipatiegroepen zoude liquideren, dan heb je dat tekort er ruimschoots uit.”
»»» We kijken nog even naar de gevel.
Als je goed naar de gevel kijkt, dan zie je een doorlopende gevel van nr. 13 tot nr. 19. Bordewijk heeft hier in 1951 over geschreven.
“Schrijver Bordewijk beschreef in 1951 in zijn surrealistische verhalenbundel “Studiën in volksstructuur” een huizenblok en het zou zeer goed kunnen dat hij Pieters' geboortehuis op het oog had.
'Hoe kon de bouwheer heten? Waar had hij gewoond? Bezat die vent kroost? Ging hij naar de kerk? Wanneer had hij dit geschapen en uit welke motieven? Waarom was zijn lijk niet getrepaneerd ter wille van onderzoek naar een zeldzame kronkel? Want deze bouwheer bleek ook nog een roekeloos systematicus. Immers, hij had niet slechts de huizen gevormd tot een ononderbroken front, maar ter wille van de aanblik de paleisgevel doorgetrokken over het westelijkste pand, d.w.z. voor de achtermuur van een enorm zwaar pakhuis heen. Iemand die dit sluitstuk van de Maasgevel ontdekte kreeg de neiging zich in de haren te grijpen en te vragen: wie is hier krankzinnig? Dit sluitstuk was een schuilmuur, waarachter het enorm zwaar pakhuis volkomen verhuld werd. Blinde Romaanse ramen gemetseld tegen een blinde magazijnwand; een bevallige illusie geschoven voor een keihard feit; een onverantwoordelijke trucage die tenslotte toch alle bedenking het zwijgen oplegde. Want de ontaarding van systeem in bezetenheid kan tot ontzag leiden. Zo verging het de aanschouwer hier, en vooral het sluitstuk kon hem doen verlangen naar de levensgeschiedenis van zijn ontwerper.'
Het uitzicht vanuit het ouderlijk huis op de machtige rivier maakte op Pieters als kind grote indruk. Uren zat hij voor de grote vensters geboeid te kijken naar de aankomst en het vertrek van de grote passagiersschepen van de Holland-Amerika Lijn. Die 'Oceaanpaleizen' die met hun neus de Rijnhaven instaken, fascineerden hem in grote mate en het beeld van de schepen op de Maas vormden voor Pieters 'een rijke voedingsbodem' voor zijn literaire werk.
» Loop vanuit de poort gezien rechtsaf verder naar Westerkade 27 en 29A
Westerkade 27 en 29
Nummer 27 was vanaf 1889 het kantoor en de directiewoning van het scheepvaartbedrijf Hudig & Pieters. Nu is het pand bekend onder de naam ‘De Maaskamer’. De kapiteins, die voor de firma werkten, konden overnachten naast de directiewoning in het kapiteinshuis op nummer 29. Nu zetelt galerie Westerkadekunst in het pand, gerund door Davy Pieters. De vader van Davy Pieters is een neef van Ludo Pieters.
»»»>We lopen verder en slaan rechts af de Westerlaan in. Op de hoek Westerlaan/ Calandstraat stoppen we even bij de Westerlaantoren, een combinatie van kantoren van VOPAK en appartementen.
Sasha Meyer, Westerlaantoren
In de Westerlaantoren woont de schrijfster Sasha Meyer, die een prachtig boek over haar familie geschreven heeft. Hierover meer in een volgende literaire wijkactiviteit.
»»»We lopen verder en gaan rechtsaf naar Parklaan 17
Ferdinand Bordewijk, Parklaan 17
Het kantoor aan de Boompjes waar Bordewijk werkte is nu gevestigd op Parklaan 17 en heet Schaap & Partners.
Ook in de wijk staat het bronzen borstbeeld van Bordewijk van Lillian Mensing op de Parkheuvel, dat werd onthuld op 28 oktober 2017. Het beeld staat op deze locatie, omdat Bordewijk van Rotterdam hield en graag op deze plek kwam om uit te kijken over de rivier. Op de sokkel staat een zin uit Bordewijks boek Karakter. “Ik heb altijd gedacht, zei hij, dat ik u nog wel eens zou tegenkomen, maar hier … Ik wou nu graag even de rivier samen met u zien. Mag ik?”
Over de schrijver en zijn werk
Bordewijk woonde tot 1894 in Amsterdam, vervolgens in Den Haag. Studeerde rechten te Leiden, promoveerde in 1912, werd in 1913 als advocaat beëdigd en kwam als junior op een groot advocatenkantoor aan de Boompjes te Rotterdam (verbeeld in het boek ‘Karakter’). Van 1919 tot 1920 was hij tevens werkzaam als docent handelsrecht aan de handelsschool in Rotterdam. Dat gebouw stond later model voor de school in de roman ‘Bint’. Bordewijk was daarna advocaat in Schiedam
Bordewijk debuteerde onder het pseudoniem Ton Ven als dichter. Maar Bordewijks bekendheid berust toch vooral op zijn proza, waarmee hij een unieke positie in de Nederlandse literatuur inneemt. Als prozaschrijver debuteerde hij met drie bundels ‘Fantastische vertellingen’(1919, 1923, 1924), waarin thematisch meteen de toon wordt gezet voor Bordewijks gehele oeuvre. Wat de stijl betreft vindt Bordewijk zijn eigen toon in de korte romans of novellen uit het begin van de jaren dertig, waarvan ‘Blokken’ (1931), ‘Knorrende beesten’ (1933) en vooral Bint” (1934) het meest bekend zijn geworden. De stijl is kort, zakelijk, zoveel mogelijk versierende bijvoeglijke naamwoorden mijdend. Daarnaast maakt Bordewijk gebruik van een strakke zinsbouw, waarbij hij plastische beeldspraak hanteert en soms een afwijkende zinsbouw. Vooral om die stijl wordt Bordewijk in de literaire kritiek vaak ingedeeld bij de nieuwe zakelijkheid.
Als thema in zijn werk staat de ondergang of degeneratie centraal. Tucht en vooral zelftucht zijn de meest voorkomende motieven bij Bordewijk. Het zijn motieven die een rol spelen om angst en ondergang te overwinnen en de chaos meester te blijven. Tegelijkertijd leiden ondeugden of deugden die consequent worden geëxploiteerd nu juist tot de onvermijdelijke ondergang. Angst is steeds een onmisbare factor, omdat angst in de opvatting van Bordewijk het leven pas echt de moeite waard maakt.
In “’Karakter’ zien we de ondergang van een familie, die tot uiting komt in de relatie tussen een vader en een zoon. De vader, (Dreverhaven), is een door iedereen gevreesd deurwaarder. Hij is van mening dat hij het zijn zoon (Katadreuffe) in het leven niet makkelijk dient te maken. Door hem hardnekkig tegen te werken hoopt hij zijn zoon omhoog te stuwen in het leven. De personages zijn meer types dan karakters; het is hem meer om de persoonlijkheid, dan om de schakering der reacties te doen. Zijn verhalen zijn steeds zorgvuldig opgebouwd, volgens een van tevoren opgesteld plan dat slechts weinig afwijkingen toelaat. De hoofdstukken staan als vlakken met scherpe contouren naast elkaar en onthullen hun samenhang pas later.
Het is overigens zeer de vraag of Bordewijk valt in te delen in een stroming in de literatuur. Daarvoor is zijn werk in veel opzichten te eigenzinnig en soms te dubbelzinnig. Dat laatste blijkt bijvoorbeeld uit de discussie die is ontstaan rond ‘Bint’. Gaat deze novelle over het falen van de onmenselijke tucht die Bint zijn leerlingen oplegt, of is het juist een pleidooi voor diens totalitaire opvoedingssysteem? Bordewijk zelf heeft zich daar niet over uitgelaten. Hij heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat de auteur gescheiden moet worden van diens werk. Het werk zelf is het enige dat van belang is voor de lezer en die moet zijn eigen conclusies maar trekken.
https://www.dbnl.org/tekst/bork001schr01_01/bork001schr01_01_0112.php
https://nl.wikipedia.org/wiki/F._Bordewijk
Uit Karakter:
“Zoo, Jacob Willem, waaraan dankt die ploert van een vader de eer van het bezoek van zijn zoon? Ding je naar de positie van dien smiegtigen Schuwagt nu je beëdigd bent?
Hij lachte hard en sarcastisch. En het was Katadreuffe vreemd te moede, niet om den lach, maar om het gesprokene.
– Ik wou u juist vertellen, vader, dat wat ik indertijd bij ons eerste gesprek tegen u gezegd heb in mijn boosheid, over ploertigheid, – dat ik dat terugneem. Ik heb daar spijt van. Ik heb lang gewacht met de betuiging van mijn spijt. Ik wil het nu niet langer uitstellen omdat ik u tegelijk kom zeggen ...
Hier haperde hij even, want dwars door den ernst van dit onderhoud schoot hem de gedachte te binnen dat hij zijn vader niet tutoyeerde gelijk hij zijn moeder deed, dat hij dit eenvoudig niet zou hebben gekund.
– ... tegelijk kom zeggen dat dit mijn laatste bezoek aan u is. U hebt me niet klein gekregen, daarvan bent u nu zeker wel overtuigd. Ik ben vandaag beëdigd, u weet het al, het zal u wel spijten, maar ik ben beëdigd ... En ik heb hier alleen nog aan toe te voegen... dat dit mijn laatste bezoek aan u is, ik zeg u voorgoed vaarwel, ik erken u niet meer als mijn vader, als wat ook, u bestaat niet meer voor mij.
Het oude grauwe en grauwbestoppelde gezicht tegenover hem veranderde. Het werd jong, er kwam een glans op, het lachte. Waarlijk, de vader, na jaren sarcasme, lachte. Het werd zoo onherkenbaar dat de zoon ervan schrok. En hij schrok ook, en meer, van een hand vol grijs apenhaar die dwars over het tafelblad naar hem werd uitgestoken.
Maar ogenblikkelijk verkeerde zijn schrik in woede, de duistere woede van het verwante bloed. Hij was plotseling zijn voornemen van een waardige vergelding totaal vergeten. En hij werd klein, klein, om te wanhopen zoo klein, een klein, stikdonker bloed beheerste hem, hij had wel in een doosje gekund, maar hij dacht dat zelfs de Groote Kerk hem niet kon bevatten.
– Wat, riep hij, nu ik ondanks al uw pogingen er toch ben gekomen, nu zou ik nog een hand van u aannemen en worden gefeliciteerd? Nooit. Nooit van een vader die mij mijn hele leven heeft tegengewerkt.
Dreverhaven was achter zijn bureau gaan staan. Zijn vuisten met het grijze haar steunden op het blad, het volle gewicht van zijn zware bovenlijf drukte op zijn vuisten, ze kregen een lomp vlechtwerk van aderen. Hij leek een als mens verkleed monster, een vergrijsde gorilla. Zijn mond opende zich als om een gebrul uit te stoten ... en evenwel ... en evenwel:
– Of méégewerkt, zei hij langzaam, èn duidelijk, èn schor, maar zacht.
En het klonk zoo geheimzinnig, deze mens werd op slag een raadsel.
En Katadreuffe, bevangen in boosheid en schrik, maar strak van trekken, keerde zich af en ging zonder een woord.
Zijn gevoel van hooghartigheid begon vreemd in hem weg te smelten, hij mocht het niet tonen, dien hoogmoed behield hij, hij ging zonder een woord. En wederom was daar, in een uithoek van het gebouw, het vreemde snarenspel, het begeleidde zijn heengaan luguber.
Toen, buitengekomen, dreef hem een grondeloze mistroostigheid over zijn houding vanzelf naar zijn moeder. Maar beeld en geluid vervolgden, hij zag dat vadermonster aldoor staan, de mond ging open en het woord kwam uit:
– Of méégewerkt?...
Toneel, toneel! riep hij inwendig, niets dan toneel van dien vervloekten ouden schobbejak.”
Wetenswaardigheden
Een mooi citaat uit Karakter: “Rotterdam vind ik ónze stad. Juist omdat ze niet speciaal Nederlands is. Amsterdam is onze nationale stad, Rotterdam onze internationale. Ik voel voor het internationale, daarom voel ik voor deze stad”.
kreeg in 1953 de P.C. Hooftprijs
Karakter werd verfilmd en van Bint is een televisieserie gemaakt (VPRO)
»»» We steken schuin over naar de fontein tegenover Parklaan nr.15/17
Willem Frederik Schürmann (fontein tegenover Parklaan nr. 15/17)
Na Schürmanns vroege overlijden werd besloten een gedenkmonument op te richten. Het werd de fontein op de Parklaan, ontworpen door beeldhouwer Charles van Wijk. Vier zuilen dragen een waterbassin waarboven zich een engeltje in brons bevond met een Melpomene masker in haar hand (Melpomene is de muze van de tragedie, een verwijzing naar de serieuze kant van zijn schrijven). Rondom het bovenste fonteinbekken zijn de titels uitgebeiteld van de boeken die Schürmann bekendheid gaven: ‘De Berkelmans’, ‘De Violiers’, ‘Paddenstoelen’ en ‘Veertig’. Op 18 oktober 1916 is de fontein onthuld; ‘s avonds werd in de Grote Schouwburg Schürmann’s toneelwerk ‘De Violiers’ opgevoerd.
Nadat het bronzen beeldje op het monument was gestolen, werd het in april 1941 vervangen door een fluitspeelster, gemaakt door de beeldhouwer B. Ingen-Housz. De sokkel is versierd met vier klassieke Melpomene maskers. Op de onderste rand is de geboorte- en sterfdatum van Schürmann te lezen.
Links vooraan: Mr. Schürmann. broer van Willem, met zijn dochtertje, dat het monument onthulde. Rechts: nog een broer, vervolgens burg. Zimmermann, Mr. P.J. van Wijngaarden, voorz. v.h. herdenkingscomité, daarachter: Henri Dekking, journalist en schrijver, daarvoor: de beeldhouwer, de heer C. van Wijk.
Het engeltje in brons met een masker in haar hand.
Over de schrijver en zijn werk
Willem Schürmann
Schürmann was begin 20ste eeuw een gevierde roman- en toneelschrijver. In Rotterdam groeide handel en haven snel. Het variété, de revue en het (volks)toneel bloeiden als nergens anders in Nederland. In dat klimaat viel het werk van Schürmann in goede aarde.
Hij was naast schrijver ook kleermaker waardoor hij het Rotterdamse handelswereldje van binnenuit kende. Zijn boeken en toneelstukken gaan dan ook over de gewone Rotterdamse zakenman. In het toneelstuk ‘De Violiers’ (1911) bijvoorbeeld beschrijft hij een Joods winkeliersgezin. De hoofdfiguur is een harde, gewiekste zakenman die niet terugdeinst voor bedenkelijke praktijken. Zijn zwakke plek, de liefde voor zijn dochter, wordt de oorzaak van zijn val.
Dit thema kwam al eerder voor in zijn op autobiografische gegevens berustende roman ‘De Berkelmans’ (1906). De weduwnaar Berkelman is als arme jongen naar Horredam (staat voor Rotterdam) gekomen en is daar een winkeltje in manufacturen begonnen. Door hard werken en sparen is hij erin geslaagd zijn zaak uit te breiden en is hij eigenaar geworden van een grote moderne winkel met veel personeel. Ondanks zijn rijkdom voelt hij zich een gewoon burgerman, hij moet niets hebben van de deftige hogere standen. Zijn ideaal is om zijn bloeiende zaak over te dragen aan zijn kinderen. Er zijn echter twee grote hinderpalen. De ene is de opkomst van de grote warenhuizen met hun moordende concurrentie. Het tweede, grotere probleem is dat geen van zijn kinderen de winkel wil overnemen; drie van de vier kiezen liever voor de kunst. Het boek wemelt van de tirades waarin pa Berkelman afgeeft op artistiek gedoe en deftigheid. De Berkelmans laat goed het leven in Rotterdam in die tijd zien, maar het is wat langdradig.
Het lijkt dat Schürmann sommige van zijn figuren koos uit de werkelijkheid. In het toneelstuk ‘Het Dubbele Leven’ voert hij een figuur op die veel weg heeft van Lodewijk Pincoffs: de bankier Bardofs, die van Horredam een wereld-havenstad wil maken. Hij krijgt financiële steun van een groot deel van de burgerij. Hij wordt zo een rijk en gezien man. Maar, uiteindelijk mislukt zijn onderneming en vlucht hij.
Schürmanns toneelstukken werden in het eerste kwart van de 20e eeuw met succes opgevoerd, maar zijn werken zijn nu in de vergetelheid geraakt.
Biografie en bibliografie:
https://gilderotterdam.nl/kris-kras/?P=HopSmann&prevpage=Hoplijst
https://theaterencyclopedie.nl/wiki/Willem_Schürmann
Wetenswaardigheden
Willems jongste broer, Johan Gerhard Schūrmann, was advocaat en de grondlegger van het advocaten-en notariskantoor Schaap & Partners, dat nu gevestigd is aan Parklaan 17.
*Het boek ‘De Berkelmans’ staat in zijn geheel op internet:
»»»We sluiten onze literatuurwandeling af bij de fontein