Van komen en gaan. Zeemanshuizen in het Scheepvaartkwartier/Het Nieuwe Werk
Door: Elly Dragt en Lou Verhage (Commissie Geschiedenis en Kunst van de Bewonersorganisatie Scheepvaartkwartier)
Ooit kende het Scheepvaartkwartier zeemanshuizen, maar die zijn allemaal verdwenen. Bestaan ze nog, die zeemanshuizen? We gaan op zoek.
We rijden vanuit het centrum van Rotterdam door het Europoort-Botlekgebied, over de A15, langs grote opslagtanks, bergen kolen, rookwolken uitstotende installaties en ervaren wat het betekent langs de grootste haven van Europa te rijden. Er komen hier per jaar zo’n 30.000 zeeschepen, 100.000 binnenvaartschepen en 650.000 zeelieden. Dat is net zo veel als er inwoners zijn in Rotterdam.
Rotterdam heeft de havens verlegd. Er zijn in westelijke richting nieuwe havens en industriegebieden bij gekomen. In de richting van de Noordzee, ja zelfs ín de Noordzee. Zo is er nu het Botlekgebied, de Europoort, de Eerste Maasvlakte en de Tweede Maasvlakte. Bovendien is er sprake van voortschrijdende automatisering en nadruk op efficiency, schaalvergroting en standaardisering. Zeeschepen worden snel gelost waardoor ze slechts korte tijd aan de wal liggen, soms maar een paar uur. De bemanningen zijn kleiner geworden: met minder mensen moet meer werk gedaan worden. Een groot containerschip heeft zo’n 20 tot 23 bemanningsleden.
The Bridge
Zeemanshuis The Bridge in Oostvoorne is één van de weinige plekken waar zeelieden even kunnen ontspannen en aan hun eenzame leven op het schip ontsnappen. Ze hebben vaak maanden op het schip gezeten met als enige contact de stuurman, de kok en de kapitein. Ze snakken ernaar om andere mensen te ontmoeten en in contact te komen met de buitenwereld.
Er is toestemming nodig om van boord te gaan. De chauffeurs van de busjes die de zeelieden halen en brengen, acht personen per rit, moeten aangemeld zijn om de terminals op te mogen rijden. Altijd standaard ritten: van het schip naar het zeemanscentrum en vice versa. Ergens anders uitstappen kan niet. Een taxi bestellen is duur en daarom minder in trek.
Het kleine welvarende dorp Oostvoorne ligt ten zuiden van de havens van Europoort en Maasvlakte 1 en 2. We treffen in een voormalige fietsenwinkel zeemanshuis The Bridge aan. Bij binnenkomst valt direct de spreuk op: HOME AWAY FROM HOME. En dat is precies wat het zeemanshuis probeert te zijn.

afb 1. Een kijkje in het zeemanshuis. Een Home away from home voor de zeelieden. (Foto: The Bridge)
Je kunt door de grote ramen zien wat zich binnen afspeelt: een bewuste keuze om dorpsbewoners te laten zien dat hier niets te verbergen valt.

afb 2. Zeemanshuis The Bridge in Oostvoorne ligt midden in het dorp en heeft een open uitstraling. (Foto: Lou Verhage, 2024)
Het centrum is vijf dagen per week open. Het bestuur bestaat uit vrijwilligers. Zij onderhouden de contacten met externe partijen. De coördinator heeft een aanstelling voor 20 uur per week. Er zijn zo’n 35 vrijwilligers actief. Tot op heden, december 2024, werden er vanaf de opening in oktober 2016 21.523 bezoekers verwelkomd. Meestal mannen, soms een enkele vrouw: kok, stuurvrouw of stagiaire. Zeelieden van alle leeftijden uit lagelonenlanden als de Filipijnen, Rusland, Polen, Oekraïne, India, China, Birma en andere voormalige Britse koloniën. Ze spreken Engels waardoor de communicatie goed verloopt. Alleen Chinezen zijn moeilijk te verstaan, dan wordt overgeschakeld naar gebarentaal. Per dag komen er zo’n 12 tot 25 bezoekers. Soms komt er iemand om hulp en bijstand vragen. In alle gevallen wordt serieus ingegaan op het verzoek. Indien nodig, bijvoorbeeld bij juridische kwesties, wordt contact opgenomen met de International Transport Workers’ Federation (ITF), een platform waarvan 66 landen lid zijn, dat zich inzet voor de rechten van transportmedewerkers. Bij levensvragen of geestelijke nood neemt men contact op met Hélène Perfors, koopvaardij-predikant die vanaf het begin bij The Bridge betrokken is. Of met de huisartsenpost bij ziekte of ongeval. Een plattegrond van het dorp helpt de bezoekers zich een beetje te oriënteren.
We worden ontvangen door vrijwilligers Marian en Paul die zich volledig voor de zeelieden inzetten. We komen direct te spreken over de bus voor de deur. Deze is eigendom en wordt gebruikt voor scheepsbezoeken door vrijwilligers. (In het verzorgingsgebied van The Bridge is geen openbaar vervoer.) Nagenoeg alle vrijwilligers hebben een maritieme achtergrond of hebben zelf gevaren. Scheepsbezoekers komen altijd met z’n tweeën, zijn deskundig op bijvoorbeeld sociaal vlak, bieden een luisterend oor. Zij brengen telefoonkaarten mee voor zeelieden die niet van boord mogen of kunnen. De scheepsbezoekers zijn alert op zaken zoals pesten of problemen van persoonlijke aard. Wanneer extra bijstand nodig is wordt een beroep gedaan op Hélène Perfors. Loodsen die aan boord gaan krijgen stickers mee waarop de contactgegevens staan vermeld.

afb 3. Sticker die wordt uitgedeeld bij binnenkomst van schepen in de haven van Rotterdam.
Thuisfront
Als een schip niet over internet beschikt heeft de zeevarende op zee geen enkel contact met de familie thuis. In The Bridge is internetten gratis. Telefoonkaarten die over de hele wereld te gebruiken zijn vinden gretig aftrek. Hiermee kunnen zeelieden in andere havens wel contact met het thuisfront maken. Wanneer ze Oostvoorne bezoeken kopen ze bijvoorbeeld een pizza die in de oven van The Bridge wordt opgewarmd en in het home away from home opgegeten. Zeelieden besteden vooral geld aan hun gezin en familie in het thuisland. Ze sturen het salaris of een deel daarvan naar huis, vaak wel een 80%. Filipijnse zeelieden vertelden dat ze van een jaarsalaris een varken kunnen kopen. Door drie of vier jaar te werken kunnen ze een aantal varkens kopen waarvan hun gezin in het thuisland jaren kan leven.
The Bridge wil vaker open zijn, een tweede busje kopen en meer uren voor de coördinator beschikbaar hebben. De financiering van het zeemanshuis is echter problematisch. Het geld moet uit verschillende potjes komen en is niet structureel. De constante zoektocht naar sponsors die een bijdrage willen leveren om het zeemanshuis operationeel te houden kost veel energie. Friends of The Bridge is opgezet om bedrijven te motiveren maatschappelijk partner te worden door een jaarlijkse bijdrage te leveren.
Stichting Zeemanshuis Rotterdam Schiedam die het oostelijk havengebied bestrijkt is sinds 2020 in Schiedam actief. Daar werkt dezelfde coördinator als in The Bridge. Er is goed contact met het Oostvoornse zeemanshuis.
ISC The Bridge (International Seafarers’ Center) is ontstaan na het verdwijnen van zeemanshuis De Beer bij Rozenburg in 2011. Het Havenbedrijf Rotterdam wilde geen nieuw centrum binnen het havengebied. Daarom werd een geschikte plek gezocht in de aangrenzende buurgemeenten. In 2014 werd de Stichting ISC-LCO (International Seafarers’ Center Location Oostvoorne) opgericht en een intentieverklaring met de Gemeente Westvoorne ondertekend. De inmiddels in Rotterdam opgerichte Port Welfare Committee (PWC) bestaande uit Havenbedrijf Rotterdam, Vereniging van Rotterdamse cargadoors, Deltalinqs, andere havenbedrijven en Stichting Welzijn Zeevarenden Rotterdam, maakte een doorstart financieel mogelijk. De laatste betaalde het grootste deel van het vervoersbusje. Zo kon men in 2016 van start gaan, eerst in de kelder van cultureel centrum de Man en vanaf juni 2023 in de huidige voorziening.
In het verleden was de zorg voor de zeeman in het Scheepvaartkwartier in het centrum van Rotterdam geconcentreerd; het was er in 1858 ontstaan en steeds verder ontwikkeld. We gaan terug in de tijd en bekijken de geschiedenis van drie zeemanshuizen in het Scheepvaartkwartier/Het Nieuwe Werk.
Het Zeemanshuis aan de Westerhaven

afb 4. Het Zeemanshuis aan de Westerhaven. Hier afgebeeld op een litho door P.W.M. Trap en G.J. Bos uit 1865. (SAR 4080_RI-1141)
Halverwege de negentiende eeuw maakte het conservatieve Rotterdam een begin met stadsuitbreiding in westelijke richting onder leiding van stadsarchitect Willem Nicolaas Rose.

afb 5. Ontwerptekening van de te maken Berghaven of Westerhaven. Op 1 september 1852 werd een begin gemaakt met het graven hiervan. (Collectie Stadsarchief Rotterdam.)
Deze uitbreiding werd bekend onder de naam ‘Het Nieuwe Werk’. Rose was van grote betekenis voor de stad Rotterdam. Door de slechte hygiënische omstandigheden in het overbevolkte Rotterdam braken er cholera-epidemieën uit. Dankzij het ambitieuze Waterproject van Rose kwam aan die periode een einde. Op de Westerkade is in 2017 een door Gregoir Donker ontworpen monument voor Rose onthuld met een tapkraan voor schoon drinkwater.

afb 6. Monument voor stadsarchitect Rose (1801-1877) op de Westerkade met tapkraan erachter. (Foto: Lou Verhage, 2024)
Rose was ook de ontwerper van het Coolsingelziekenhuis, waarvan op de Lijnbaan een restant, de achterpoort, staat.
Rotterdam was niet alleen invoerhaven, maar ook uitvoerhaven voor Duitse producten. Het zakenleven in Rotterdam bleef lang tegen vernieuwing en verbetering, men geloofde niet in de ontwikkeling van stoomschepen en het gemeentebestuur aarzelde om besluiten te nemen. Het mag dus bijna een wonder heten dat het plan van Rose om de havens in westelijke richting uit te breiden, gerealiseerd is.

afb 7. Westerbrug met rechts de Veerhaven en links de Westerhaven. Op de achtergrond de panden aan het Westplein. Prentbriefkaart. (Collectie Stadsarchief Rotterdam)
Met de toename van havenactiviteiten groeide ook de behoefte aan voorzieningen voor zeelieden die na het afmonsteren hun tijd aan de wal doorbrachten voordat zij weer konden aanmonsteren op een volgend schip. Gedurende die periode aan de wal die weken kon duren kwamen de zeelui terecht bij zogenaamde slaapbazen. Mensen die een logement voor zeevarenden hadden, in combinatie met een café. Deze slaapbazen hadden geen goede naam. De zeeman werd vaak dronken gevoerd waardoor hij al zijn gage kon kwijtraken. Publicaties al in 1899 van de hand van M.J. Brussei over deze schrijnende toestanden, leidden mede tot meer bewustwording en acceptatie van goede opvang. Dit zorgde er ook voor dat het denken over het welzijn van de zeeman begon te veranderen. De gemeente stemde in met de bouw van een zeemanshuis aan de Westerhaven met het doel: het bevorderen van ‘zedelijke en materiële welvaart’ van zeelieden door middel van een logement. Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik der Nederlanden legde de eerste steen. In zijn toespraak bij de opening van Het Zeemanshuis aan de Westerhaven in 1858 memoreerde de voorzitter van het bestuur de veranderde manier van denken.
Velen zijn van mening dat Zeemanshuizen niet tot nut van de zeeman strekken omdat zij hem te beschaafd, te ordelijk maken om langer lust voor zijn schoon, maar gevaarlijk beroep te gevoelen.
De opvatting dat alleen een ruwe bolster een goede zeeman kon zijn, maakte in deze tijd plaats voor meer nuance. Bovendien waren er goede voorbeelden in onder andere Antwerpen en Londen waar zeemanshuizen al eerder waren gerealiseerd. De geschiedenis van de oprichting van Het Zeemanshuis staat uitvoerig beschreven in het boek van Jan Oudenaarden en Rien Vroegindeweij.ii
Omdat schepen steeds groter werden en meer vracht vervoerden waardoor ze dieper staken en bovendien steeds vaker vervangen werden door stoomschepen, werd de noodzaak van een betere bereikbaarheid van de Rotterdamse haven nog dringender. Het plan van waterbouwkundig ingenieur Pieter Caland (1826-1902) om de Nieuwe Waterweg aan te leggen werd aangenomen en uitgevoerd.
Door de overgang van zeil- naar stoomvaart werd de verblijfsduur aan wal aanzienlijk verkort waardoor er gemiddeld nog maar 46 man in Het Zeemanshuis overnachtten. Na demping van de Westerhaven in 1902 ging het verder bergafwaarts met Het Zeemanshuis. Het gebouw was inmiddels sterk verouderd.
Een voorstel om te gaan samenwerken met het Christelijk Tehuis voor Zeelieden, dat in 1903 van de Willemskade naar de Veerhaven was verhuisd, haalde het niet, omdat het bestuur de verschillen te groot vond. Het was een tijd waarin de samenleving sterk verdeeld was in groepen: protestants-christelijken, rooms-katholieken en liberalen. (Wat we nu verzuiling noemen.)
In 1931 werd Het Zeemanshuis opgeheven. Het pand werd verkocht en in 1938 afgebroken. Op de plaats waar Het Zeemanshuis had gestaan verrees een nieuw appartementencomplex.

afb 8. Appartementengebouw op de plaats waar Het Zeemanshuis stond dat in 1938 is afgebroken. Hoek Calandstraat/Zeemansstraat. (Foto: Ad Gestel, 2022)
Een gedenksteen in de hoek van de gevel Calandstraat/Zeemansstraat is het enige dat nog aan Het Zeemanshuis herinnert.

afb 9. Ingemetselde gedenksteen in het appartementengebouw hoek Calandstraat/Zeemansstraat. Tekst: GEDENKSTEEN ZEEMANSHUIS AFGEBROKEN 1938 OM PLAATS TE MAKEN VOOR DIT GEBOUW J.P.L. HENDRIKS ARCH.BNA-H.L. WINKELMAN BOUW. Links is, zwart geworden, ingemetseld, de eerste steen, gelegd door Prins Hendrik. Zijn naam, moeilijk leesbaar, is erin gebeiteld: PRINS HENDRIK DER NEDERLANDEN (foto: Ad Gestel, 2022)
Christelijk Tehuis voor Zeelieden

afb 10. Tehuis voor zeelieden aan de Veerhaven Westzijde 16-18 te Rotterdam. (Foto Jaarverslag Nederlandsche Zeemanscentrale 1946, blz. 32
De Zeemansbond, opgericht in 1893, later Nederlandsche Zeemanscentrale (NZC) geheten, opende zeemanshuizen in havensteden met hetzelfde doel als Het Zeemanshuis aan de Westerhaven: het bevorderen van zedelijke en materiële welvaart van zeelieden, maar dan niet op neutrale, maar op christelijke grondslag en vóór geheelonthouding. De bond opende een tweede zeemanshuis in het Scheepvaartkwartier, begonnen aan de Willemskade en vanaf 1903 aan de Veerkade 16-18. Hier kregen de zeelieden ook verzorging, bewassing, een schoon bed en -indien gewenst- beheer van gelden, maar een biertje was er niet bij. Bovendien zag men erop toe dat de christelijke waarden werden gehandhaafd. Er lagen alleen kranten en boeken met een protestants-christelijke achtergrond en er werd op toegezien dat de mannen op tijd binnen waren. De leiding was in handen van mejuffrouw G.B.J. Valkenier.

afb 11. Portret van de moedige Gozewina Barendina Jacoba Valkenier, directrice van het zeemanshuis aan de Veerhaven. (Collectie Stadsarchief Rotterdam)
Gedurende de Tweede Wereldoorlog deed het Tehuis dienst als noodziekenhuis. Bovendien werden er onderduikers en joodse kinderen opgevangen. Vanaf 1943 was de wijk door de Kriegsmarine die bijna alle panden in bezit had genomen, afgesloten met een muur waarachter zwaar afweergeschut stond opgesteld. De wijk was tot Sperrgebiet, Citadel of Zitadelle genoemd, verklaard. Je kon er alleen in- of uitgaan met een pasje.
Na het bombardement van 14 mei 1940 vonden ook dakloos geworden mensen onderdak in het Tehuis. Zelfs tijdens de hongerwinter van 1944/1945 speelde juffrouw Valkenier het klaar om voor iedereen die aanklopte iets te eten te maken. Ook schipbreukelingen kregen er onderdak en verzorging. Vlak voor het einde van de oorlog moest het totaal uitgewoonde pand op last van de Duitsers ontruimd worden. Zo’n tachtig uitgehongerde bewoners – waaronder veel zieken en gewonden- verhuisden naar de Theresiastichting aan de ’s Gravendijkwal.
In 1956 nam de broer van juffrouw Valkenier de leiding over. Hij realiseerde een groot aantal verbouwingen en verbeteringen. Het was niet genoeg. De bezoekersaantallen liepen terug. Na contact met het katholieke zeemanshuis ‘Stella Maris’ aan de Willemskade bleek dat deze instelling met soortgelijke problemen worstelde. Er werd onderhandeld over samenwerking.
Stella Maris
Het rooms-katholieke zeemanswerk concentreerde zich aanvankelijk in de wijk Katendrecht. Miet Kievits, barvrouw van een café op de Kaap, vond het geen goede zaak dat zeelieden hun zuurverdiende geld uitgaven aan drank en vrouwen. Miet zocht contact met de broeders die in 1921 in de Rechthuislaan 50 een klein klooster hadden ingericht. Deze paters wilden het zedelijk en godsdienstig heil van zeelui bevorderen. Een besluit van de bisschop van Haarlem, leidde ertoe dat in 1924 het ‘Apostolaat ter Zee’ werd opgericht en dat het werd gevestigd in het pand bij de broeders. Toch gooide de ontwikkeling van de prostitutie roet in het eten, de vrouwen toonden naar het oordeel van de paters te veel belangstelling voor zeelieden. Aan de overkant van de Maas, in het Scheepvaartkwartier, werd het pand aan Willemsplein 16 gekocht en grondig verbouwd. Hier woonde ooit Otto Reuchlin, een van de oprichters van de ‘Holland Amerikalijn’.

afb 12. Zeemanshuis aan het Willemsplein met het opschrift: Huize Maria Sterre der Zee. Dit is het voormalige woonhuis van de familie Otto Reuchlin, oprichter van de Holland Americalijn. (Foto uit het privéalbum van de familie Driebeek.)
Na de plechtige inzegening werd het pand toegewijd aan Maria, ‘Sterre der Zee’. Pater Van Rixtel nam het besluit tot Mariaverering in Rotterdam. Er kwam in 1938 een replica van het Maastrichtse beeld Maria Sterre der Zee naar Rotterdam. Het werd geplaatst in het zeemanshuis Stella Maris aan de Willemskade. Er zijn kopieën van het cultusbeeld te zien in Haarlem, Wenen, Pakistan en zelfs Zuid-Afrika.
Het schip Lucretia bracht het Mariabeeld naar Rotterdam.

afb 13. Vertrek per schip met het beeld Maria Sterre der Zee uit Limburg naar Rotterdam. (Foto Katholieke Illustratie 73 (1938)
Toen het arriveerde aan de Willemskade wachtte het daar echter een veel soberder ontvangst dan bij het vertrek uit Maastricht. In Rotterdam waren processies verboden en de ontvangst van het beeld en de overbrenging naar de kapel mocht dan ook geen godsdienstig karakter hebben. Het Mariabeeld werd in een nis boven het altaar geplaatst en ingezegend.
Het zeemanshuis Stella Maris werd tijdens het bombardement van 14 mei 1940 bijna volledig verwoest.

afb 14. Willemsplein met de resten van het R.K. Zeemanshuis Stella Maris. Verwoesting na Duits bombardement op 14 mei 1940. (Collectie Stadsarchief Rotterdam)
Terwijl het gebouw op instorten stond, hebben een medewerker en een pater met gevaar voor eigen leven het beeld van haar voetstuk gerukt, kandelaars en andere religieuze voorwerpen meegenomen en naar buiten gebracht. Met een handkar brachten ze alle voorwerpen uit de kapel, die inmiddels in lichterlaaie stond, in veiligheid.
Vanaf februari 1946 konden katholieke zeelui terecht in een pand aan de Van Vollenhovenstraat. Het Apostolaat ter Zee wilde echter weer een eigen gebouw.
Nieuwbouw aan de Willemskade
Na een lange voorbereiding en veel inzamelacties kwam er een nieuw gebouw, naar ontwerp van architecten A.J.M. Buijs en ir. Harry Nefkens, met kantoren, een expeditieruimte, slaapkamers, kamers voor de aalmoezeniers, een restaurant, keuken, bibliotheek en recreatiezaal. Buijs en Nefkens waren twee actieve Wederopbouwarchitecten. Van Buijs kennen we bijvoorbeeld ook Minervahuis IV aan de Meent en Nefkens ontwierp o.a. de opvallende Sint Bavokerk met vrijstaande toren aan de Slinge in Pendrecht en, nog bekender, de poffertjeskraam aan de Meent. Nefkens was ook een bekende filantroop, onder andere ten behoeve van kankeronderzoek in het EMC (het Josephine Nefkens Instituut en -stichting).
Aan de buitenkant is de kapel versierd met een metershoog betonreliëf (sgraffito) waarin een zeeman te zien is die het roer vasthoudt onder leiding van de Moeder Gods en Haar Kind.

afb 15. Sgraffito (betonreliëf) in de gevel van het zeemanshuis Stella Maris aan de Willemskade. Dit is de buitenkant van de kapel. Het is gemaakt door beeldend kunstenaar Bas van der Smit. De kapel is nu een gemeentelijk monument. (Foto: Diederik Beltman)
Het is gemaakt door beeldend kunstenaar Bas van der Smit.
Het moderne nieuwe Stella Maris werd een veilige haven voor de zeeman die in Rotterdam aan kwam. In dit moderne complex kon de zeeman geld wisselen, een bad nemen, een boek lenen, hulp krijgen bij zijn correspondentie, een aperitief drinken voordat hij in het restaurant aan tafel ging, logeren en op woensdag- en zaterdagavond naar de recreatiezaal gaan, waar hem een bont programma te wachten stond. Behalve een vaste staf waren er talloze medewerkers, onder hen veel vrouwen, die zorgdroegen voor opvang en een gezellige sfeer. Veel mannelijke medewerkers vormden samen met de drie havenaalmoezeniers, priesters van het Heilig Hart, de buitendienst. Dit betekende dat ze op bezoek gingen op binnenkomende schepen om het eerste contact te leggen. Het zeemanshuis bood alle gasten, van welke kleur of geloof ook, gastvrijheid en gezelligheid. Ook opvang van zeemansvrouwen en gezinnen werd een taak van het zeemanshuis. Er was contact met schepen en communicatie over de aankomsttijden.
Vanaf 1947 bestond de actie ‘Kerstfeest op Zee’ in Rotterdam. In de diverse jaarverslagen is te lezen dat vanuit Stella Maris honderden pakketten verzonden werden naar schepen over de hele wereld.
Fusies en samenwerking
Samenwerking tussen de zeemanshuizen leek onontbeerlijk. In veel verslagen en brochures werd daarover geschreven. De aarzelingen en afwegingen hadden meestal te maken met religie; in 1968 stelde men de vraag: ‘Is het wel christelijk genoeg?’
Het protestantse en katholieke zeemanshuis fuseerden uiteindelijk in 1980 en in dat jaar werd de Stichting Zeemanshuis Rotterdam opgericht. De besturen van beide zeemanshuizen kregen zitting in het nieuwe bestuur. Stichting Zeemanswelzijn Nederland en de gemeente Rotterdam verstrekten subsidies en stelden zich garant voor de (ver)bouwkosten en de exploitatie van het gebouw aan de Willemskade. Het was er een komen en gaan van zeelieden die aan- of afmonsterden. Geregeld werden er ook maritieme cursussen gegeven aan groepen zeevarenden. Op vertoon van hun monsterboekje kregen ze korting. Een sociaal werker hield dagelijks spreekuur want er waren genoeg zeevarenden die in problemen waren gekomen en hulp nodig hadden.
Subsidiekranen dicht
Toen de subsidiekranen per 1 januari 2005 definitief werden dichtgedraaid, werd onder leiding van directeur Arend Boer besloten om boven op het gebouw van Stella Maris uit 1953 een hotel te bouwen.

afb 16. Het vernieuwde Stella Maris met daarboven een hotel. (Foto: Lou Verhage, 2024)
Het gerenoveerde en uitgebreide Maritime Hotel zorgde voor inkomsten. Toeristen deelden met zeevarenden de receptie, het café, gratis internet en de recreatieruimte. Daardoor kon de exploitatie van het zeemanshuis nog een tijdje worden gecontinueerd. In de kapel werden elke zondag kerkdiensten gehouden, zowel protestantse als rooms-katholieke. De kapel met het betonreliëf is een gemeentelijk monument, daar mag niets aan veranderd worden. In 2020 is het pand verkocht aan een belegger die er momenteel appartementen in verhuurt. Waar het Mariabeeld is gebleven, is ons ondanks veel nasporingen onbekend gebleven. Het einde van het bestaan van zeemanshuizen in het Scheepvaartkwartier bleek definitief.
Conclusie
Inmiddels zijn er meerdere onderzoeken gedaan naar de behoeften van zeevarenden. Wij noemen de opdracht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam van de Nederlandse Zeevarenden Centrale (NZC) en die van de Stichting Welzijn Zeevarenden Rotterdam (SWZR). De uitkomsten van die onderzoeken zijn duidelijk. Wat is voor de zeevarende nodig? Een goed contact met het thuisfront; af en toe van boord kunnen gaan; scheepsbezoek krijgen; goede contracten en dito werkomstandigheden. Wij kunnen deze conclusies alleen maar onderschrijven.
Wat is er nodig om de situatie gezond te krijgen? Er zijn veel betrokken deelnemers in dit speelveld: Havenbedrijf, gemeente, provincie, vakbonden en fondsbeheerders werden door de voormalige minister Harbers genoemd in een presentatie op 30 januari 2024. Wij voegen daaraan toe: de vrijwilligersorganisaties. Zij hebben inmiddels veel kennis vergaard en een groot aantal contacten opgebouwd. Al deze deelnemers zullen moeten samenwerken en met een plan komen om het welzijn van zeelieden structureel te verbeteren.
Daarbij moet men Karin Orsel niet vergeten; zij is per 1 januari 2024 benoemd tot president van de Europese redersvereniging ECSA (European Community Shipowners’ Associations). Ze was al vicevoorzitter van de Europese reders sinds begin 2022. Deze Groningse is de eerste vrouwelijke voorzitter sinds de oprichting van de ECSA in 1965. Orsel is een groot pleitbezorger van zorg voor de geestelijke gezondheid van medewerkers in de maritieme industrie. Wij hopen dat zij haar invloed ook in de Rotterdamse haven kan aanwenden.
Wij sluiten af met de woorden uit de toespraak van ex-minister Harbers:
“Zonder zeevaart zou het moderne leven in heel veel landen onmiddellijk vastlopen. Zeevarenden betekenen dus veel voor ons. Hoe goed zorgen wij voor die zeevarenden? Mensen van over de hele wereld met belangrijk werk, die ver van huis even op adem willen komen in een zeemanshuis. (…) De faciliteiten in Nederlandse havens laten, zeker in het zeer uitgestrekte Rotterdamse havengebied en juist ook in vergelijking met havens in België en Duitsland veel te wensen over. Er wordt veel door vrijwilligers gedaan, maar de verantwoordelijkheid voor zeeliedenwelzijn mag niet alleen op hun schouders rusten. Zeevarenden die de wereldhandel draaiend houden verdienen een warm welkom. Dat is ook in het belang van rederijen, overslagbedrijven, verladers en niet in de laatste plaats van de havenbedrijven. Je legt toch liever aan in een haven waar je goed ontvangen wordt. De zeemanshuizen in de belangrijkste Nederlandse havens zijn daarbij heel belangrijk. We gaan de welzijnsvoorzieningen goed organiseren met een solide, structurele en financiële basis.”
En dan nog iets: Er is weer grote behoefte aan voorzieningen voor zeevarenden in het centrum van de stad. Ook de bemanning van de cruiseschepen heeft geen eigen plek. Een groot cruiseschip kan wel 2000 bemanningsleden hebben. Worden ze aan hun lot overgelaten? Toeristen worden beter geholpen dan de zeelui die hen een aangename vakantie moeten bezorgen.
Aan de Parkkade liggen voortdurend zeeschepen waarvan de bemanning ronddwaalt. Wij adviseren de organisatie die zich gaat verdiepen in de materie en die plannen gaat maken voor verbetering om dit mee te nemen.
Noten:
i M.J.Brusse, Van af- tot aanmonstering, Nijgh & Van Ditmar (1899), Rotterdam 1911 7e druk
ii Oudenaarden, R. Vroegindeweij, In Veilige Haven, Ad Donker, Rotterdam 2006