Het bedrijf en de familie Jamin
Jamin, daar ging je als kind snoep kopen. Op het toppunt van het succes had de familiezaak 600 winkels. Dat was in de jaren zestig van de vorige eeuw. Hoe was dat zo ontstaan?
Cornelis Jamin werd op 27 januari 1850 geboren in Boxmeer. Hij verhuisde in 1870 naar Rotterdam, waar hij een straathandel in zoetwaren begon. Hij trouwde in 1876 met Maria
Martina van de Lagen (geboren 31 mei 1858), met wie hij een zoon kreeg. Zijn vrouw overleed al twee jaar na hun huwelijk. Jamin trouwde in 1878 met Louisa Johanna Reuther (26 juni 1854), met wie hij twee dochters en drie zonen kreeg. De zonen zouden na zijn overlijden het familiebedrijf voortzetten.
Na begonnen te zijn met de straathandel in zoetwaren, startte hij ambitieus en eigenzinnig als hij was, al snel daarna een officiële banketbakkerij en een klein suikerwerkfabriekje.
Na 10 jaar had hij twee suikerwerkfabriekjes: één aan het Roodezand en één aan de Crooswijksekade. Om afzet van de fabriekswaar te verzekeren, kocht hij ook winkels en zo werd het Jamin-concept geboren. In 1883 had Nederland zijn eerste Jamin winkel, waarin Cornelis zijn eigen producten aan de man bracht. Hij had een groot zakelijk instinct en deed dan ook goede zaken.
De formule was blijkbaar een groot succes, in 1888, was Cornelis in staat een enorm fabrieksgebouw in de wijk Crooswijk neer te zetten: de Zuid-Hollandsche Stoomfabriek van Koek, Banket, Chocolade en Suikerwerken. In de tien jaar daarna opende hij meerdere winkels in Rotterdam om zijn producten te verkopen. Zijn imperium groeide snel; in 1907 bestond de keten uit vijftig winkels.
Helaas kan Cornelis, getooid met een grote krulsnor als was hij een generaal, maar relatief kort van zijn succes genieten. Vlak voor de opening van alweer een nieuwe vleugel aan de fabriek overlijdt hij in 1908 op 57-jarige leeftijd.
De vier zonen van Cornelis Jamin, Cornelis jr., Louis, Pierre en Harry zetten het bedrijf van hun vader voort. In 1918 telde het bedrijf 100 winkels. Midden jaren twintig waren er 135 winkelfilialen, tien jaar later was het aantal meer dan verdubbeld tot rond de 300.
Twee Jaminvilla’s in de Parklaan
Philippus van Ommeren richtte in 1839 Van Ommeren Cargadoors op, het tegenwoordige Vopak. Van Ommeren kocht de buitenplaats Welgelegen aan Parklaan 13 in 1872 en liet het slopen om er een nieuw huis, het huidige Welgelegen, voor in de plaats te zetten. Na het overlijden van Van Ommeren in 1888 kwam Welgelegen in bezit van bankier en koopman Jacobus van Hoboken en zijn vrouw. Hij liet een aantal vertrekken verfraaien met betimmeringen en plafondschilderingen die heden nog steeds aanwezig zijn. Na hun overlijden werd het perceel in 1924 gesplitst. Het buiten Welgelegen werd samen met het oude koetshuis verkocht aan Louis Jamin (1881-1953), die er met zijn gezin ging wonen. Louis Jamin liet het huis in 1925 uitvoerig verbouwen en met name de centrale trappenhal onderging een gedaantewisseling. Daar kwam een grote lichtkoepel met glas in lood. Bij de watersnoodramp in 1953 kwam de Muizenpolder onder water te staan. Zo liep de begane grond van Welgelegen onder water.
In 1943 tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Villa Welgelegen geconfisqueerd door de Duitsers die de Feldgendarmerie er in huisvestte. Na het overlijden van Louis Jamin werd de buitenplaats begin 1954 verkocht werd aan de Staat der Nederlanden. Zij stelden het gebouw ter beschikking aan Rijkswaterstaat totdat het 2007 leeg kwam te staan. In 2018 is Welgelegen na een grondige renovatie in haar oude luister hersteld en onderkomen van ondernemer Michel Perridon geworden.De villa aan de Parklaan 17 is in 1926 gebouwd in opdracht van Henri Jamin (1882-1941). Henri Jamin kocht de buitenplaats Schoonoord. Het grootste deel van de tuin van de buitenplaats werd gekocht door Jacob Mees die er het Park Schoonoord van maakte. Jamin liet het buitenhuis slopen en liet op dezelfde plaats een nieuwe villa bouwen. De indrukwekkende stenen villa viel uit de toon bij de andere villa’s en buitenhuizen in de Parklaan. Het interieur werd uitgevoerd in Jugendstil en Art Deco. Een centrale hal met een open trappenhuis werd verlicht door glas in lood ramen die de gehele achtergevel bestreek. Rond 1938-1939 vertrok Jamin om in het buitenland te gaan wonen.
De villa is in 1984 gerenoveerd. Tegenwoordig huist in Parklaan 17 Schaap Advocaten Notarissen.
Het gebouw kreeg in 2000 de status van Rijksmonument. De monumentale brug voor de villa is ook een rijksmonument.
Het succes van het familiebedrijf wordt verlengd
Cornelis jr., Louis, Pierre en Harry zorgden met steeds nieuwe lekkernijen dat de opmars verder ging. Daarbij bedienden zij een brede doelgroep.
Traditie en allure stonden daarbij centraal. Iedere winkel werd voorzien van de naam C. Jamin in gouden krulletters. De filialen werden bij voorkeur in familieverband gerund, met de vrouw des huizes aan het roer en de dochters achter de toonbank. Properheid en dienstbaarheid stonden hoog in het vaandel. Net als eigenzinnigheid en waar ondernemerschap.
De vier broers werden na de Tweede Wereldoorlog opgevolgd door één familielid. Eef Jamin werd al snel door zijn werknemers ‘Meneer Eef’ genoemd. Hij bestuurde zijn koninkrijk als een vorst op afstand, die precies dacht te weten wat zijn personeel en zijn klanten nodig hadden. Niets leek een verdere onbelemmerde groei in de weg te staan.
Een deel van de fabriek in Rotterdam werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door bommen vernield. Rond de bevrijding werden de fabriekspanden gebruikt voor de distributie van de voedselpakketten.
Na de bevrijding kwamen Jamin en het stadsbestuur van Rotterdam lijnrecht tegenover elkaar te staan over de herbouw en uitbreiding van de fabriek. De gemeente wilde dat Jamin naar de Spaanse Polder ging verhuizen, maar het bedrijf ging niet akkoord met de nieuwe locatie en bijbehorende verhuisvergoeding.
Jamin zocht een andere plek en vestigde zich uiteindelijk in het Brabantse Oosterhout. Vanaf 1955 werden de activiteiten in de Rotterdamse fabriek afgebouwd, in 1957 verhuisde de afdeling suikerwerk naar Oosterhout en als laatste ging de ijsfabricage in 1968. Het laatste onderdeel van Jamin vertrok in 1972 vanuit Crooswijk naar Brabant. In 1980 werd het fabriekspand in Rotterdam gesloopt.
Breed assortiment in de Jaminwinkels
Er was betaalbaar snoep voor iedereen, maar er lagen ook luxe zoetwaren in de winkels. Van snoepjes van een cent voor de horden schoolkinderen tot exclusieve bonbons en roomboterkoekjes voor de dames van stand.
Jamin was een volkszaak met allure luxe en verwennerij. Prachtige kroonluchters, glimmend gepoetst hout en vele spiegels maakten van iedere winkel een toonzaal van lekkernijen.
Op het hoogtepunt in de jaren vijftig en zestig waren er meer dan 600 Jamin winkels, verspreid over heel Nederland.
Uit de fabriek kwamen steeds nieuwe lekkernijen; het grote publiek maakte kennis met artikelen waar men voorheen slechts van kon dromen. En het was inderdaad voor het grote publiek, want Jamin hield de prijzen betaalbaar. Een gouden greep was uitbreiding van de fabriek met een ijsafdeling. De ijsjes voor 2,5 cent, aan de man gebracht door venters met speciale Jamin ijscokarren, vonden gretig aftrek en de kleine middenstander met ijs voor 5 cent had het nakijken. Jamin was een volkswinkel, ondanks de krullerige gouden letters ‘CJamin’ op de winkelruiten (wat in de Rotterdamse volksmond leidde tot de aanduiding ‘sjamin’). Een snoeppaleis voor Jan met de Pet, goedkope vervanging van de banketbakker voor de middengroepen. Dat was de kracht van de keten.
Het imago van volkswinkel bleef altijd aan Jamin kleven, ook na de oorlog. Twee zussen die midden jaren ’60 als tieners achter de toonbank stonden, Annie en Dien, konden daarover hilarische verhalen vertellen: “Jamin was voor de gewone man. Maar we hadden ook wel klanten uit betere wijken...Dan kwamen de dames met een leeg zakje van Vroon of Van Linschoten (banketbakkers) en daar moest dan bij Jamin de chocolade in gedaan worden. En dan hadden we chocoladeflikken. Op de ene stond een C en een J, dus Cornelis Jamin. Maar op de andere stond gewoon een sterretje en dan wilden die dames alleen de flikken met sterretjes. Want dan mocht de visite niet zien dat ze chocolade bij Jamin hadden gekocht...En we verkochten natuurlijk dozen bonbons, die moesten we zelf vullen en er dan strikken op doen. En dan kochten die dames een doos en moest je ‘m inpakken, maar ze vroegen of het Jamin eraf kon. Dan zeiden we: ‘ja hoor, het is eraf’. Maar dan hadden we het er lekker niet afgehaald.”
De winkels verkochten uitsluitend producten uit de eigen gigantische fabriek. Iedereen had wel een Jamin-winkel in de buurt, het dubbeldik-ijs was beroemd, over de bitterkoekjes werd met bewondering gesproken. En wie zich in die jaren niet tot aan de producten te buiten ging, kende op z’n minst de baanbrekende ‘tongue-in-cheek’ reclames van Ton van Duinhoven.
De neergang van het familiebedrijf
In de zeventiger jaren ontstond een nieuw fenomeen: de supermarkt. Dit bleek een grote concurrent voor Jamin en hierdoor ontstond een kentering in de tot dan toe ongeremde groei. De supermarkten kregen een toenemend marktaandeel, waarbij de formule bestond uit zelfbediening door de klant. De starheid binnen het bedrijf door de leiding van Eef Jamin, een zoon van Louis, voorkwam eveneens een verdere aanpassing van de veranderende markt. Meneer Eef wilde echter van geen koerswijziging weten. Hij hield vast aan de formule van uitsluitend producten uit de eigen fabriek in de Jamin-winkels. En de eigen producten mochten alleen in de Jamin-winkels worden verkocht. De benadering was verreweg van markt gedreven. Dat werkte niet meer. Vanaf het begin van de jaren zeventig zette de neergang in. Winkels moesten sluiten en export kwam niet goed van de grond. Ook de bedrijfscultuur hield lange tijd paternalistische trekjes, met een speciale dinerkamer voor de directie als treffend voorbeeld.
In 1977 trok de laatste Meneer Jamin zich terug uit de onderneming. Eef Jamin was dan 65 jaar. Zijn zoon Everard achtte zich, wellicht geholpen door scepsis van zijn eigen vader, niet in staat om het complexe bedrijf over te nemen. Daarmee kwam de bijna honderdjarige dynastie van drie generaties Jamin, die met Hollandse koopmansgeest het ‘kleine zaakje op de hoek’ heeft weten uit te bouwen tot een miljoenenbedrijf, ten einde. Na zijn pensioen volgde pas in 1981 de benoeming van een nieuwe president-directeur.
Bij het pensioen van Meneer Eef in 1977 was het winkelbestand gehalveerd tot driehonderd. Toch was het bedrijf dan nog gezond. Er werd winst gemaakt en het eigen vermogen mocht er zijn. Vier jaar later was Jamin echter verliesgevend en werd de situatie penibel.
Een ingrijpende sanering, waarbij 200 winkels werden afgestoten, kon niet meer voorkomen dat Jamin in 1985 failliet ging, twee jaar na het honderdjarig bestaan en het verwerven van het predicaat Hofleverancier.
De bedrijfsnaam C.Jamin werd voor het symbolische bedrag van één gulden verkocht. Winkels en fabrieken werden gesplitst en afzonderlijk voortgezet. Van het personeel werd ongeveer een derde ontslagen. Onder de naam Jamin gingen de winkels verder of keerden eerder gesloten winkels terug. Na enkele overnames en ingrijpende reorganisaties in de jaren 80 van de 20e eeuw werd een nieuwe winkelformule ingevoerd: de Verwenwinkel (1988) met veel zelfschepsnoep, -drop en -koekjes en voorverpakte zoetwaren, maar ook inkoop van producten, dat voorheen niet mocht, verbreedde het assortiment. Ahold werd eigenaar in 1993. Na 2008 is het bedrijf meerdere keren in andere handen gekomen.
Grafkapel van de familie Jamin
Op de rooms-katholieke begraafplaats St. Laurentius in Crooswijk (Rotterdam) is een 20e-eeuwse grafkapel van de familie Jamin te zien.
Cornelis Jamin werd met zijn tweede vrouw Louisa Johanna Reuther begraven in Crooswijk. Boven hun graf werd een neo-romaanse grafkapel geplaatst, die werd gemaakt door de Rotterdamse steenhouwerij P.J. Simonis & Zn.
De kapel heeft een koepel die wordt bekroond door een kruis met Christusmonogram. Op de vier hoeken van het dak staan engelen die respectievelijk een bazuin, een urn, een kruis en een kelk dragen. De entree wordt gevormd door een dubbele deur met florale motieven. Boven de entree is een reliëf aangebracht met twee naar elkaar toe gewende, gevleugelde figuren, geknield aan weerszijden van een wierookvat, mogelijk voorstellende de beschermheiligen van de overledenen.
Boven het altaar in de kapel hangen medaillonportretten van het echtpaar Jamin-Reuther, uitgevoerd in porselein. De kapelvensters zijn voorzien van gebrandschilderd glas met religieuze voorstellingen.
De grafkapel werd in 2004 gerestaureerd en in 2005 onthuld door wethouder Bolsius. De kapel geniet bescherming als gemeentelijk monument.
Standbeeld Louis Jamin
Op het Westplein in Rotterdam zijn in 2013 vijf bronzen beelden onthuld van Rotterdammers die van grote betekenis zijn geweest voor de stad. Een van de beelden stelt Louis Jamin (1881-1953) voor. De beelden zijn gemaakt door kunstenaar Robbert Jan Donker.
Bronnen:
Uitgeverij Stad en bedrijf: Scheepvaartkwartier; Drie eeuwen stadsleven aan de Maas Venster op de Rotterdamse Haven; Honderd jaar Spido
www.Franchiseplus.nl 2015, redacteur Hans Veltmeijer
Rijnmond, donderdag 22 augustus 2013
Rotterdam, 3 november 2021.
Lou Verhage